• Training
  • Gewijzigd op 5 augustus 2025

Afdalen op de racefiets, hoe doe je dat het beste?

Veel wielrenners beklimmen wel eens een berg van het kaliber Stelvio of Alpe d’Huez. Eenmaal boven volgt de afdaling. Maar hoe neem je die het beste? Maikel Govaarts, daaltrainer bij onder meer Visma-Lease a Bike, geeft tips.
Afdalen op de racefiets, hoe doe je dat het beste?
Afdalen op de racefiets, hoe doe je dat het beste?
“De meest gemaakte fout bij het dalen? Dat is ‘overenthousiasme’”, zegt Govaarts. “Renners gaan te hard op een bocht af, remmen, maar krijgen het niet meer bijgeremd. Het afremmen gaat in de bocht door, waardoor er onbalans optreedt. En gripverlies. Met als risico dat ze uit de bocht vliegen of onderuit gaan. En dan worden de bochten die volgen mentaal lastig. Je verkrampt, er komt angst. Terwijl het O zo belangrijk is om vrij in je hoofd te zijn, want dan is de schouderpartij veel meer ontspannen.”

Parkeerplaats-sessie

Begin dit jaar nam Govaarts de renners van Visma-Lease a Bike tijdens een kamp in La Nucia mee op daaltraining. Hij begon zoals altijd met een ‘parkeerplaats-sessie’, waarbij hij de drukverdeling verbetert. “Wat je vaak ziet, is dat een renner denkt dat de billen achter het zadel moeten. Maar je moet net zo goed druk op het voorwiel houden. Dat zorgt voor een betere drukverdeling en controle.”

In zo’n training op een parkeerplaats neemt hij ook het remgedrag onder de loep. “Het is bizar hoeveel fietsers in de veronderstelling zijn dat ze in een afdaling alleen maar de achterrem moeten gebruiken. Ook bij profs zie ik het meer dan eens terug. Ze zijn bang over de kop te schieten. Maar met alleen de achterrem vertraag je onvoldoende. De effectiviteit van de voor- en achterrem is 80 versus 20 procent, als je beide remmen met evenveel kracht gebruikt.”

Juiste balans

Hij traint het remmen door strepen op de parkeerplaats te trekken, gevolgd door een vierkant, een stuk verderop. Renners remmen bij de streep en moeten tijdig, in het vierkant, tot stilstand komen. “We beginnen rustig en gebruiken dan alleen de achterrem. Later voeren we het tempo op en dan ervaren de renners dat de remweg te lang wordt bij gebruik van alleen de achterrem. Daarna pakken we de voorrem erbij en zorgen we voor de juiste balans.”

Wanneer je in een afdaling begint met remmen, hangt onder andere af van de steiltegraad en de snelheid waarmee je op een bocht af gaat. “Het is een kwestie van gevoel. Je krijgt het onder de knie door vaker te dalen. In het begin kan je beter te vroeg remmen dan te laat. Ik zeg altijd: ‘being brave is not always faster’: moedig is niet altijd sneller.

"Moedig is niet altijd sneller"

Het uitgangspunt is om rustig de bocht in te gaan. Doordat je de fiets laat lopen en door de vloeiende lijn kom je met een hogere snelheid uit de bocht. De focus ligt dus op de exit van de bocht. En doordat je rustiger de bocht ingaat, is het lichaam veel relaxter dan dat je op de limiet zit of er zelfs overheen gaat. Dan ben je genoodzaakt om in de bocht te remmen en je verkrampt bovendien.”

Bijremmen in een bocht zou niet nodig moeten zijn. “Tenzij je een scherpe 180-gradenbocht hebt die wel heel steil is. Je hebt dan vóór de bocht de snelheid waarvan je denkt: ik kan hem gerust laten lopen. Maar terwijl je draait ga je toch harder dan verwacht naar beneden. Je laat dan de achterrem een beetje aanslepen om ervoor te zorgen dat je de fiets onder controle houdt.”

Juiste lijnkeuze

De juiste lijnkeuze is van groot belang, iets wat Govaarts traint op zowel de parking als de helling. “Zet je het remmen in, dan staan de pedalen parallel voor meer controle en balans. Het liefst snijd je de bocht zo breed mogelijk aan, van buiten naar binnen, maar je moet natuurlijk wel op de eigen weghelft te blijven.

"In de bocht is je buitenste pedaal omlaag en je binnenste omhoog"

In de bocht is je buitenste pedaal omlaag en je binnenste omhoog – dat voorkomt dat je daarmee het asfalt raakt. Je zet ook wat druk op je buitenste been en wijst met je tenen naar het asfalt voor een lichte knik in je been. Zo overstrek je het been niet en raakt je bovenlichaam niet op slot. Je kunt veel beter draaien en door de bocht heen kijken.”

Flexibiliteit in het lichaam is belangrijk, want dat voorkomt dat je te veel moet sturen in een bocht. “Je kunt niet vooruit willen en sturen tegelijk, want dan verlies je grip. Trek niet te veel aan het stuur, maar laat je fiets als het ware in een bocht vallen. Er staat zo iets meer druk op de binnenste hand. Je blijft recht en de fiets zet haast vanzelf de bocht in waarbij je de controle behoudt.”

Prima lijn

Wat daarbij helpt: door de bocht heen kijken. “Leg focus op het einde van de bocht, kijk erdoorheen. Heb je het uiteinde van de bocht in zicht, dan stuur je daar vrijwel automatisch naartoe en heb je meestal een prima lijn te pakken”, zegt Govaarts.

“Meestal heb je de benen stil, maar soms zijn er minder haakse bochten waarin je prima kan doortrappen. Doe dat dan ook, want dan zet je druk op de pedalen voor meer grip”, zegt Govaarts, die er bovendien op wijst dat dalen in de beugels een must is, ook voor betere controle.

"Schaaf je daaltechniek als beginner bij op verkeersluwe beklimmingen"

Hij raadt beginnende dalers aan om de daaltechniek allereerst bij te schaven op verkeersluwe beklimmingen. “Ga naar de VAM-berg of een andere helling waar weinig verkeer is. Begin met een relatief gemakkelijke afdaling waarin geen heel scherpe bochten zitten. Daal je te lang aan een stuk, dan krijg je als beginnend daler al gauw kramp in je hamstrings, bovenbeenspieren en handen. Bouw het langzaam op, zodat je later in het hooggebergte efficiënt, soepel en veilig kunt dalen.”

Visma-Lease a Bike sneller in de afdaling

De tips van Maikel Govaarts, oud-Nederlands kampioen mountainbiken en docent lichamelijke opvoeding, hebben dit voorjaar op het kamp in La Nucia positief effect gehad op de renners van Visma-Lease a Bike.

"We testten op een klim wat het uitmaakt of je wel of niet trapt. Sommige renners waren op hetzelfde stuk sneller door de benen stil te houden. Dat geeft aan hoe belangrijk een goede techniek kan zijn. Trappen op de verkeerde momenten kan averechts werken, want je moet dan remmen in de bocht en komt er niet op snelheid uit.”

De renners van de Nederlandse ploeg waren aan het einde van het kamp gemiddeld 12 seconden sneller op dezelfde afdaling van 1,8 kilometer die zij aan het begin van de daalsessie af gingen. “Als je 12 seconden dicht moet rijden in koers, dan kost dat veel energie. Het is goed dat er daarom niet alleen aandacht wordt besteed aan het klimmen, maar ook aan het afdalen.”

Tekst: Rik Booltink
Beeld: George Deswijzen

 
Redactie Fietssport
Door Redactie Fietssport

Redactie Fietssport

Dit vind je misschien ook interessant