• Materiaal
  • Gewijzigd op 22 maart 2022

4x tips voor het upgraden van je mtb

Je hebt een stokoude mountainbike en geen budget voor een nieuwe. We geven je 4 tips om voor weinig geld je oude fiets nieuw leven in te blazen. Daarnaast leggen we je ook uit wat niet vervangbaar is.
4x tips voor het upgraden van je mtb

Fietsen van ruim tien of twintig jaar oud zie je op de Nederlandse mountainbiketracks met regelmaat langskomen, zelfs van meer dan dertig jaar komt voor. Misschien heb jij zelf ook zo’n oudje. 

We geven je een paar goedkope upgrades, waarmee je voor tientjes het fietsgedrag ervan een stuk meer van deze tijd maakt. Maar we vertellen je voor de eerlijkheid ook waarom je oude fiets nooit een nieuwe zal worden.

Wat kun je verbeteren? 

Van alles natuurlijk, maar een paar zaken zijn per euro bijzonder effectief. Mountainbikes van vóór 2010 hebben vaak smalle stuurtjes met bar ends en lange, soms naar beneden neigende stuurpennen. Tegenwoordig zijn de sturen breed en de bar ends verdwenen, de stuurpennen korter en ze komen hoger uit. 

1. Vervang je stuur en stuurpen

Haal dat 55 cm stuur eraf en vervang het door één van minstens 70 cm breed. Wat win je ermee? Je kunt krachtiger en preciezer sturen, bewaart makkelijker je evenwicht en legt je fiets makkelijker schuin in de bocht. Het voelt zekerder. 

Koop gelijk een kortere stuurpen. Die mag ook wat hoger uitkomen. Hierdoor kom je meer rechtop te zitten. Je evenwicht gaat naar achteren en je hebt minder de neiging op je stuur te steunen. Daardoor duikel je minder snel over je stuur in een afdaling of over een hindernis. Bovendien kijk je bijna vanzelf wat verder vooruit, waardoor je alles beter ziet aankomen. Daarnaast wordt de stuurbeweging wat directer. 

Tegenwoordig zijn bar ends achterhaald. Dat klakkeloos van het racefietsen overgenomen voorover leunen bleek op mountainbiketerrein geen goed idee. Bovendien kun je niet meer bij de remmen.

Als je een breed stuur koopt, zit je vaak aan een nieuwe stuurpen vast, want sturen zijn rond 2005 in het midden dikker geworden. Van 25,6 mm naar 31,8 mm.

Een breder stuur of stuurpen heb je vanaf ongeveer drie tientjes. Je zit is wat minder aerodynamisch, maar daar merk je met de snelheden op bochtige trails weinig van. Op de snelle, effen rechte stukken los je dat op door actief te buigen.

2. Check je banden 

Voor het jaar 2000 werden er naar de huidige maatstaven bijzonder smalle banden gemonteerd; 1,8 inch breed was gewoon. Tien jaar later groeide dat naar 2,1 inch. Nu is 2,25 inch de standaard en rijden er veel op nog bredere 2,35 en 2,4 banden. 

Die bredere banden hebben te maken met een nieuw inzicht. Brede banden hebben meer grip en, tegen de verwachting in, niet meer rolweerstand op mountainbiketerrein. Je kunt ze met lagere druk rijden, waardoor je soepeler kleine oneffenheden neutraliseert die je anders zouden afremmen. 

Heb je nog zo’n smalle versie? Meet hoeveel ruimte je in frame en vork hebt, neem aan beide zijdes minstens 5 mm speelruimte en je weet wat past. 

Maar het draait niet alleen om breedte. De bandenfabrikanten weten veel beter welke noppenprofielen onder welke omstandigheden goed werken. Banden zijn specialistischer geworden. Probeer voor jouw fietsomstandigheden precies de juiste te kopen. 

In Nederland klimmen en dalen we relatief weinig en rijden we meestal op aangereden zand. Qua grip is dat niet zo kritisch. Maar als jij toevallig in polders op klei rijdt, is het een ander verhaal. 

Kijk niet alleen naar de profielen. Twee banden kunnen hetzelfde noppenpatroon hebben, maar zich heel anders gedragen. De samenstelling van het rubber heeft meer effect op het rijgedrag dan je zou denken. Met het rubber kun je de grip, de rolweerstand, de slijtvastheid en de lekbestendigheid sturen. 

Op de sites van de bandfabrikanten kun je zien waar bij welke band de nadruk op wordt gelegd. De serieuze bandenfabrikanten gebruiken meerdere rubbervariaties in een band. Het rubber in de zijwand is anders dan op het loopvlak of in de noppen. Soms wisselt het tussen de zij- en middennoppen. 

Trek dus niet gedachteloos de goedkoopste en fraaist gekleurde uit het schap. Een goede band begint rond de 25 euro. Je rijdt er lekkerder, vertrouwder en, als je wilt, sneller mee. 

3. Pleeg onderhoud

Een inkopper natuurlijk, maar niet voor iedereen. Check je fiets bijvoorbeeld op speling in de lagers, op een versleten, niet gesmeerde of vervuilde aandrijving, op afstelling van de remmen, het zadel, op loszittende bouten, enzovoort. 

"Controleren, afstellen en smeren kost tijd, maar weinig geld"

Moet je onderdelen vervangen dan kan het met de kosten drie kanten opgaan. Soms zijn oude onderdelen alom aanwezig en goedkoop, soms schaars en duur en soms helaas niet meer te krijgen. 

4. Check je vering

Hoe hard of zacht is deze afgesteld en hoe snel veert deze terug? Werken de afstellen nog? Als de demper kapot is, merk je bij het draaien aan de knop met plus en min of een schildpad en een haasje, de reboundknop, geen verschil in de terugveersnelheid. 

Probleem met vering is dat bij een mankement reparatie vaak duur is en onderdelen voor de vorige generaties vaak niet meer te krijgen zijn. Bij een oude fiets staat kapotte vering daarom vaak voor een total loss. Slecht nieuws als je die oude fiets in de schuur weer wilt gaan gebruiken. Ook handig om te weten als je dat oudje uit de schuur van een ander wilt overnemen.

Wat kun je niet verbeteren?

Je kunt van alles vervangen, maar een fiets uit 1995, 2000 of 2010 wordt nooit een fiets uit 2022. We gaan terug in de tijd en kijken waar dat onder meer aan ligt.

Tot 1995: zware, ongeveerde fietsen

Tot ongeveer midden jaren negentig was het merendeel van de mountainbikeframes van staal. De ontwerpen van frames en onderdelen waren niet verfijnd genoeg om ze licht te kunnen uitvoeren. Tot 2010 werden mountainbikes lichter en lichter door efficiëntere ontwerpen en het gebruik van aluminium en carbon. Daarna lijnde de mtb een stuk minder fanatiek.

Op de echte oudjes vind je zelden vering. Geen verende voorvork en zeker geen vering achter. En mocht het erop zitten, dan werkt het zeker niet zo goed als de vering van nu. De veerwegen zijn gedurende de jaren langer en langer geworden en de veereigenschappen beter. 

Het kan maar zo dat die indrukwekkend ogende verende vork op jouw oudje een veerweg van slechts 4 cm heeft. Tegenwoordig is 10 tot 12 cm voor een ‘cross country bike’ normaal. Koop je een oudje, dan kan een upgrade van de vering duurder zijn dan de aanschaf van een complete fiets.

Tot 2000: velgremmen 

We mountainbiken nu alweer ruim twintig jaar met schijfremmen met een veel beter voorspelbaar en vaak krachtiger remgedrag. Daar zijn verschillende redenen voor. De schijven zitten hoger en worden daardoor minder snel vies en nat. Door het ontwerp van schijfremmen werken ze preciezer. 

Ze zijn vrijwel altijd hydraulisch, waardoor de blokken nauwkeuriger je vingerbeweging volgen. Bovendien varieert de ruimte tussen pads en schijf minder dan tussen blokken en velg, waardoor je beter kunt voorspellen wanneer ze gaan aangrijpen. 

Door alle extra voorspelbaarheid leer je beter waar je tot stilstand komt. Upgraden lukt niet. Op een fiets voor velgremmen missen vrijwel altijd aansluitpunten voor schijfremmen. 

Tot 2010: korte frames 

Ze hebben kleine 26 inch wielen, een kort frame met een steile balhoofdhoek. De kleine wielen rollen minder makkelijker over obstakels, waardoor fietsen ermee net iets langzamer gaat. Bij dezelfde bandbreedte is het contactvlak kleiner wat minder grip geeft. 

In sommige oude frames en vorken kun je grotere wielen kwijt. Maar dan verlies je vaak bandkeuzevrijheid. Maar ook dan rijdt het niet hetzelfde. Bij de ontwerpen voor grote wielen zitten de wielassen hoger ten opzichte van de trapas. Daardoor lijk je wat minder ‘op’ en wat meer ‘in’ je fiets te zitten, en dat voelt zekerder.

Het korte frame zorgt er in de praktijk voor dat het voorwiel minder ver naar voren steekt, waardoor je met een wat onzeker gevoel over een obstakel of van een steile heuvel gaat. Een oude fiets een maatje groter kopen kan helpen, maar kijk even naar het frame.  

Bij de echt oude ontwerpen kom je door een rechte bovenbuis soms in de problemen met de ‘stand over height’. Je kunt dan niet zo goed staan met je fiets. Na een tijdje hield men daar met schuine of gebogen bovenbuizen rekening mee. De steile balhoofdhoek zet het voorwiel nog een stukje verder terug en maakt het sturen bovendien een tikje nerveus. 

Al deze zaken bij elkaar zorgen ervoor dat een fiets van nu stabieler is dan een fiets uit 2010. Dat zorgt voor meer vertrouwen en maakt de fiets geschikt voor uitdagender terrein. Je krijgt het gevoel dat je er meer mee kan.

Tekst: Pieter van Leeuwen

Redactie Fietssport
Door Redactie Fietssport

Redactie Fietssport

Dit vind je misschien ook interessant