Zowel Fausto Coppi als Louison Bobet legden op de flanken van de Col d’Izoard de basis van een van hun overwinningen in de Tour de France. Beide renners stegen boven zichzelf uit op deze ten zuidoosten van Briançon gelegen berg. Geen wonder dat ze allebei een herdenkingsplaat kregen op de 2.361 meter hoge col van buitencategorie. De Col d’Izoard is 34 maal in het parcours van de Tour de France opgenomen. Desondanks lag de finishstreep nog nooit op de top. De Alpenreus werd in 1922 voor het eerst in het parcours opgenomen, in 2014 voor het laatst.De klim De Col d’Izoard kan vanuit twee richtingen worden beklommen. De klim vanuit Guillestre in het zuiden is 15,9 kilometer lang en heeft een gemiddeld stijgingspercentage van 6,9%. De klim vanuit Briançon in het noorden is langer maar iets minder steil: 19 kilometer à 5,9%.De klim vanuit Guillestre begint relatief rustig. De eerste 3 kilometer ligt het stijgingspercentage rond de 6%. Daarna volgt een kilometer met 8%. Vervolgens kunnen de renners even bijkomen: de klim vlakt wat af en na 4,5 kilometer gaat de weg zelfs 500 meter lang licht naar beneden. Na dat momentje van relatieve rust barst de hel los. De weg blijft steil omhoog lopen, met stukken boven de 10%. Na ruim 13 kilometer is er weer een korte, steile afdaling. Die wordt gevolgd door wederom een stuk van 10%. De laatste halve kilometer is met 6,6% iets minder steil.De eerste twee kilometer vanaf Briançon ligt het stijgingspercentage rond de 7%. Even wordt het wat minder steil en tussen kilometer 4 en 5 gaat de weg zelfs naar beneden. Vanaf kilometer 6 moeten de renners weer vol aan de bak, met een stijgingspercentage van 8,4%. Wederom vlakt de klim daarna wat af. Pas na 10 kilometer, iets voorbij het dorpje Le Laus, begint de klim echt. Vanaf dat moment moeten de renners zich door tal van haarspeldbochten wringen. De weg blijft vervolgens steil omhoog lopen. Na Le Laus zakt het stijgingspercentage nergens meer onder de 7,5%. Vanuit het dal eindigen de renners, via een bos, in een maanlandschap. Geschiedenis Toen de Col d’Izoard in 1922 voor het eerst in het etappeschema was opgenomen, kwam de Belg Philippe Thys, drievoudig Tourwinnaar, er als eerste boven. Hij zou die rit, met finish in Briançon, ook winnen. Na Thys zouden vele grote namen als eerste de top van de Izoard passeren. Tourwinnaars als Henri Pélissier, Nicolas Frantz en Gino Bartali lieten op de flanken van de Alpenreus hun klasse zien. Het m